Zwemkronkels

Zwemkronkels

Zwemkronkels

1 kilometer: 40 baantjes – 20 x heen en weer – 10 x 100 meter – 5 x 200 meter – 4 x 250 meter  – 2 x 500 meter… hoe je ook telt, het blijft ’n end. Máár: ik heb het weer gedaan. Aanleiding: de clubkampioenschappen van de triatlonvereniging op mijn vaste zwemavond.

Ik moet altijd wel lachen om het gesprek met mezelf onderweg: “Gewoon lekker zwemmen Mo … oké 200 meter, de kop is eraf, dit nog 4 keer …  lange slagen maken … 350 meter, meer dan een derde … kut, tel kwijt … is dit nou 400 of 450? … laat ik maar uitgaan van 400 … haalt-ie me nú al een baan in?? … ahhh… geen beste ‘rondetijd’ … niks pr … gewoon lekker zwemmen, lekker toch…? tóch?? … over de helft … nu stoppen zou wel héél zwak zijn … nog 4 x 100… in het gunstigste geval… … aftellen nu, dat is beter … was het vorig jaar ook zo zwaar? … hij haalt me wéér in! … als hij finisht moet ik nog 100 meter, 4 banen… zucht … tuurlijk zwem ik het uit … leuk is anders … nog 100 dan … kan ik nog iets versnellen? …  ik lig nog niet op de bodem … laatste meters … jaaaaaaa! gedaan! … TOPPER!”

©Monique Linnemann Taal & Tekst

Opsmuk

Opsmuk

Opsmuk

Ik ben vast verwend, maar van een goedbedoeld hoopje garnering op de rand van mijn bord word ik niet blij. Het leidt mij af en ik kan niet genieten van het lekkere hapje dat ik besteld heb en dat ernaast ligt. Als ik heel eerlijk ben, irriteert het me mateloos dat ik aankijk tegen een pluk gele, zure kool, oranjewit spul (geen idee wat het is), een bolletje huzarensalade en een stuk of wat augurkjes. Waarom zoveel garnering? Oké, dit is de plaatselijke snackbar, geen sterrenrestaurant. Maar ik heb het niet besteld, het ziet er niet uit en ik eet het niet op. Met alleen met mijn kipsateetje ben ik volmaakt gelukkig. Iemand moet ooit gedacht hebben: kale bende, alleen kipsaté, dát kan vrolijker. Het resultaat is dat de garnering is uitgegroeid tot het handelsmerk van de snackbar: ‘Hier is men niet karig. Kijk eens wat wij er GRATIS bij serveren!’ En wat gratis de vuilnisbak in gaat, denk ik dan. Want mijn bordvulling is niet de enige waarvan – pak ‘m beet – een kwart blijft liggen. Precies, de garnering! Ik tip de snackbarhouder nog dat hij zich de moeite en kosten van die opsmuk kan besparen. Maar hij lacht en mompelt iets van: ‘Ach ja, zo gaat het nu eenmaal.’ Jammer.

Maar dan zit ik wél in een echt restaurant. Toevallig pal naast de snackbar. Ik had het moeten zien aankomen toen ik ‘gebagatelliseerde pecannoten’ op de kaart zag staan. Midden op mijn ossenhaascarpaccio zie ik een grote dot gele kool liggen… Neeee!!! Dat hoort niet bij carpaccio, dat smaakt niet bij carpaccio en ik wil dat zuur niet ruíken bij mijn carpaccio! Ja, ik ben vast verwend. Maar als ik dan mezelf een keer trakteer op een paar flinters vlees voor 10 euro, mag ik dat vlees dan alsjeblieft proeven?! En stop dan het stokbrood ook wat eerder in de oven, want dat smaakt er nou weer wél lekker bij!

©Monique Linnemann Taal & Tekst

Winters genieten 2

Winters genieten 2

Winters genieten 2

Muts, check! Druivensuiker, check! Pikhaken, check! Zes dames op weg naar de Ankeveense Plassen. Kinderen bij school afgeleverd en gaan! Ik rijd met een paar waaghalzen die de plassen al eerder deze week beproefden en er een man door het ijs zagen zakken. Wijselijk verlieten ze de plek des onheils…  Ik vraag toch maar even: ,,We gaan op safe hè?” Het antwoord stelt mij niet helemáál gerust, maar ik vertrouw erop dat het ijs intussen aardig is aangegroeid. Bovendien heeft plaatselijke ijsclub een tochtje uitgezet. Dan moet het wel goed zijn…

En zo werden het weer een paar heerlijke uurtjes. Zigzaggend om de rietkragen en even uithalen op gladde rechte stukken. Geen gevaarlijk klinkend geploingploing door het ijs, wel af en toe ‘sjjgggggt… SHIT!’ met een ijzer in een scheur, voor het ultieme natuurijsgevoel.

©Monique Linnemann Taal & Tekst

Winters genieten

Winters genieten

Winters genieten

Het was Genieten met een grote G gisteren: de witte weidse Loosdrechtse Plassen, het lage zonnetje en het geroetsj van mijn perfect zittende nieuwe schaatsen. Wat een geluk dat ik die vorig jaar aanschafte zeg en dat ik niet ‘voor die paar dagen per jaar’ de hand op de knip heb gehouden. Wég gingen die ‘stoere’ noren, die me alleen nog maar kramp en ijstenen bezorgden. Wat niet zo gek is als je ze twee maten te klein koopt – op advies, want dan heb je goed grip… – en je voeten na zwangerschappen ook nog eens blijken te groeien. Ja, het is echt waar. Op een zekere leeftijd ga je voor comfort. Warme, pijnloze voeten dus. En dan is er niets meer dat je afleidt van het gevoel één te zijn met de natuur. Met een paar honderd anderen, dat wel, maar die kun je mentaal dan makkelijk uitschakelen. 

©Monique Linnemann Taal & Tekst

‘Hashtagpuzzel’

‘Hashtagpuzzel’

‘Hashtagpuzzel’

Ze vinden me grappig, op Twitter. Ik sta er nog een beetje versteld van. ‘Tweet. Dit is mijn eerste tweet’, twitterde ik aarzelend. Die vond ik zelf ook wel leuk. Maar ik had geen idee waar ik aan begon. Laat staan dat ik dacht dat mijn aanhang zou groeien door wat ik via hashtags (#), retweets (RT) en steeds meer eigen krabbels de wereld ingooi. Op de gemeentelijke nieuwjaarsreceptie werd zelfs reclame voor me gemaakt. ‘Ik moest gevolgd worden…’ Leuk!! Terwijl ik er volgens mij een potje van maak: de hashtags (om te zoeken op trefwoorden) oneigenlijk gebruik en de etiquette (wanneer terugvolgen, blokkeren etc.) nog niet ken. Maar ik vind het heerlijk, dat gekwetter. Antwoord geven op de vraag ‘wat houdt je bezig?’ (de hulpvraag in het vakje waarin je 140 tekens mag tikken), dat kan ik wel. Bovendien ben ík het dan kwijt en een ander ‘luistert’. Wat wil je nog meer?

Maar ik had één kritische volger. Hij kon het als vriend met goed fatsoen niet maken om me te ontvolgen, maar ánders…? Subtiel tipte hij dat tweets ‘wellicht ergens over moeten gaan’. Zeker als je je profileert als journalist voor het AD. Hm. Ik was er al bang voor toen een aantal lokale politici de achtervolging inzetten. Zij zouden bedrogen uitkomen, dacht ik. Mijn tweets hadden soms een ‘hoog huisvrouwengehalte’, zei die vriend in kwestie. Maar goed, stofzuigen moet in het echte leven wél gebeuren. En als je dan toch bezig bent, waarom dan niet twitterend het aantal afgelegde meters inschatten? Wordt het toch nog een leuk tijdverdrijf! Te simpel? Ik besloot van niet. Het zijn míjn kronkels; een ander mag die aan- of uitzetten. Nu blijkt dat mensen – politici zijn ook mensen – graag met me meekronkelen en met plezier de ‘hashtagpuzzel’ doen: #waarmoetikdespatieslezendieachterdehashtagnietthuishoren? Geinig toch! Daarom nu ook maar gewoon een blogje. Omdat het allemaal niet zo ingewikkeld hoeft.

©Monique Linnemann Taal & Tekst

Een website en dan?

Een website en dan?

Een website en dan?

Hoe zet een mens zichzelf onder druk? Voor het mens dat aan het woord is weet ik het wel. Zij laat een nieuw visitekaartje maken en zet er www op. Staat interessant natuurlijk. Dat moet het dan ook wel zíjn. En daar zit het spanningsveld. Want heel handig ben ik nog niet in de digitale wereld. Tuurlijk, ik mail, ik surf, ben druk met foto’s en twitter me suf, maar zo’n eigen website met blogs is een ‘eng’ stapje verder. Dus waarom verhaaltjes optekenen, als je toch niet weet hoe je ze plaatsen moet? Dat gaat nu veranderen. Als deze tekst ‘world wide’ staat, is stap één gelukt. Dat wil zeggen: zelfstandig. Want in eerdere fases had ik natuurlijk hulp. Die hulp wordt mij overigens onthouden als ik nu niet gauw iets publiceer. En zo geschiedde. Een schrijver kan nu eenmaal niet zonder druk.

Mijn nieuwe kaartje (zie afbeelding = achterkant) ging de wijde wereld in tijdens de expositie Gewoon Kunst! in De Danne Ateliers in Breukelen in november 2012. Daar exposeerde ik mijn houtfoto’s. In de loop der jaren veranderde mijn visitekaartje een paar keer van uiterlijk.

©Monique Linnemann Taal & Tekst